Bron: Trouw van 29-11-2024, pagina 19, rubriek Vincent wil zon van Vincent Dekker.
Als we geen kolen, olie en gas meer verstoken, stoten we niet alleen geen CO2 meer uit, maar hebben we ook nog eens veel minder energie nodig.
Een wereld op stroom is veel efficiënter. Professor Nick Eyre van de universiteit van Oxford heeft eens uitgebreid naar dit onderbelichte aspect van de energietransitie gekeken. Hij komt tot een besparing van minstens 40 procent op de zogeheten finale energie. Dat is de energie die we uiteindelijk gebruiken om iets tot stand te brengen.
Denk aan een auto die op benzine rijdt. Die benzine is de finale energie. Aan de basis daarvan staat de primaire energie, de olie die uit de grond wordt gehaald. Bij het zoeken naar olie, het oppompen ervan, het transport, de raffinage en het transport naar de pompstations langs de weg gaat al veel van de energie die in die oorspronkelijke aardolie zat verloren. Maar daar heeft Eyre het niet over.
De Britse professor beperkt zich tot de laatste stap op de weg van energiewinning tot gebruik. Bij de auto die op benzine rijdt is de winst enorm. Door de verbranding in de motor worden weliswaar wielen aan het draaien gebracht, maar de energie die daarmee gemoeid is, is slechts zo’n 20 procent van de energie in die benzine. De rest gaat verloren als warmte. Een elektromotor brengt juist 80 procent van de energie die in een kWh stroom zit over op de wielen.
Bij verwarming geldt een vergelijkbaar verhaal. Stoken we ons huis warm met een gasketel, dan komt ongeveer 70 procent van de warmte van een kubieke meter gas ook als nuttige warmte in huis. Je kunt een kubieke meter gas qua energie-inhoud vergelijken met bijna 10 kWh stroom. Zo uitgedrukt kun je zeggen dat 10 kWh gas 7 kWh warmte in huis oplevert.
Dat lijkt een prachtig rendement. Maar ga je elektrisch verwarmen met een warmtepomp, dan haalt die met 1 kWh stroom 4 tot 5 kWh warmte uit de buitenlucht of uit grondwater. Een warmtepomp zorgt dus met 10 kWh stroom voor 40 tot 50 kWh warmte in huis. Dat is zes tot zeven keer efficiënter dan een moderne gasketel.
In huis zijn al forse besparingen gaande. Led-lampen rukken massaal op. Ze zijn 90 procent zuiniger dan gloeilampen. Voor verlichting is de fossiele variant, de olielamp, al lang geleden vervangen door een elektrische lamp. Bij koken verdwijnt de fossiele brandstof vooral de laatste jaren. Koken met een inductieplaat spaart 80 procent van de energie ten opzichte van koken op gas.
Niet alles zal met stroom kunnen worden geregeld. Vliegtuigen zullen wellicht op waterstof gaan vliegen. Als je die uit groene stroom maakt, wat op zich veel energie vergt, dan is vliegen op waterstof toch ook nog zo’n 40 procent energie-efficiënter dan vliegen op kerosine.
Eyre heeft in zijn studie geen rekening gehouden met het nog efficiënter worden van elektromotoren, warmtepompen en dergelijke. Doe je dat wel, dan loopt de besparing al snel op tot 50 procent.
En, zoals gezegd, hij heeft alleen naar de besparing op finale energie gekeken. Neem je de hele energiecyclus in beschouwing, het zogeheten well to wheel, dan daalt het energieverbruik nog veel sterker. Bij benzine gaat bij winning, transport en raffinage al bijna de helft van de energie die in aardolie zit verloren. Van de aardolie-energie komt slechts 10 tot 13 procent in de wielen die de auto vooruitduwen. Bij stroom en elektromotoren is dit over de hele cyclus ruim 70 procent.
Bij benzine speelt nog een bijzonderheid. Als je de stroom die bij de raffinage voor 1 liter benzine nodig is direct in een autobatterij zou stoppen, zou die auto alleen daarmee al 60 procent van de kilometers kunnen rijden die een benzineauto op 1 liter benzine haalt.
Omdat op de weg van primaire naar finale energie al zoveel energie verloren gaat, moet je ook de CO2-uitstoot daarvan optellen bij de uitstoot van bijvoorbeeld benzine-auto’s. Laten we kortom dus maar opschieten met het elektrificeren van alles.